“Welke dromen streef jij na?”
Ik dacht dat de lastige vragen voorbij waren. Ik kijk naar het berichtje op mijn telefoon en probeer mij voor te stellen welke dromen ik nastreef. Ik heb zovele dromen. Niet één streef ik echt na. Ik probeer bewegingen te maken in de richtingen van die dromen om vervolgens door faalangst, succesangst of de valkuil die bedriegerssyndroom heet ergens halverwege te stranden, af te buigen of wanhopig op te geven. Soms maak ik iets af. De zegeningen van onwetendheid helpen mij dan om door te zetten en dan blijkt het resultaat goed genoeg te zijn om het predicaat succesvol te krijgen. Tot mijn eigen grote verbazing.
Het is geen valse bescheidenheid of iets dergelijks. Pure hang naar perfectie en de daarbij behorende onzekerheid over het wel of niet bereiken daarvan. Het ondermijnende proces van ‘wie denk ik wel niet te zijn’ of ‘dit kunnen anderen zoveel beter’ of ‘ik heb de capaciteiten niet’.
Mijn antwoord:
“Ik durf niet te dromen, ik doe gewoon dingen en zie wel hoever ik kom.”
Maar dat klopt niet. Ik droom wel degelijk… maar alleen over onbereikbare dingen.