Poëzie komt in vele vormen. De bekendste hiervan zijn wellicht de vormen Rondeel, Sonnet, Kwatrijn, Elfje en Haiku. Er zijn er veel meer overigens. De meesten zijn traditionele vormen maar er zijn ook nieuwe vormen die recent door dichters zijn bedacht. De ‘Jozzonet’ bijvoorbeeld van Joz Knoop of het ‘Zesje’ van Rick Kewal. Er is één kenmerk welke alle vormen gemeen hebben; er zijn strikte regels gebonden aan deze vormen. Ze mogen bijvoorbeeld uit een maximum aantal regels bestaan, er is een strikt rijmschema of ze mogen maar uit een maximum aantal lettergrepen bestaan. Iedere vorm komt met zijn eigen set regels waaraan je dient te voldoen. Je tekst moet in deze regels geperst worden om te kwalificeren als een dergelijk gedicht. Naast deze vormvaste schrijfwijzen bestaat er het vrije vers. Zoals de term wellicht al laat doorschemeren, er zijn eigenlijk geen regels aan deze vorm verbonden.
Natuurlijk gelden voor al die vormen, ook het vrije vers, de natuurlijke regels van de poëzie. Er moet lyriek en ritme inzitten. Dat is immers het universele kenmerk van een poëtische tekst.
Nu vormen deze dichtvormen zelf soms een behoorlijke barrière voor dichters onderling. De een zweert bij vormvast (dus de dichtvormen die je binden aan regels en dan vaak met name de traditionele dichtvormen) en de ander juist bij het vrije vers. Argumenten over en weer klinken vaak plausibel en hebben heus wel hun merites. Zo zou het dichten in een vorm met strikte regels je inventiever en creatiever maken. Of laat het vrije vers je juist helemaal vrij en kan je creativiteit de vrije teugel krijgen zonder beperkingen. En voor die twee argumenten valt heel wat te zeggen. Er zijn natuurlijk meer argumenten die steekhoudend zijn maar ik zal ze hier niet allemaal opsommen voor zover dit überhaupt mogelijk zou zijn. Iedere dichter verdedigt zijn of haar manier van werken fervent. Soms met stevige discussies maar met wederzijds begrip en soms met het dedain van de elite.
Maar ik ben persoonlijk niet zo van verplichtingen. Ik ga uit van wat ik zeggen wil. Dat wat ik kwijt moet bepaalt de vorm. Of dit nu vormvast is of het vrije vers. Ik schrijf veelal in het laatste maar waag me zo nu en dan ook wel aan de vormvaste stijlen. En met wisselend succes. Je zult ze zo nu en dan wel voorbij hebben zien komen. Maar waar het in mijn werk vooral om gaat is dat ik dingen wil uiten. Laten horen, zien en voelen.
In welke vorm dan ook.