Zonlicht kruipt naar binnen door spleten in de gordijnen. Langzaam begint mijn brein over te schakelen van nachtelijk dromen naar dagelijks peinzen. Voorzichtig steek ik een been buiten het bed om de temperatuur te voelen. Frisjes…
Eenmaal de ochtendrituelen achter de rug is het tijd om mijn domein te betreden. Mijn werkkamer, bibliotheek en studiekamer. Dit alles in één ruimte gevat van twaalf vierkante meter. Een ruim bemeten cocon waarin ik in deze tijden tevreden kan vertoeven.
Zacht snorrend staat de computer op mijn bureau te wachten tot ik erachter ga zitten en mijn dagelijkse stukjes ga schrijven. Stukjes zoals deze, een gedicht of een fictief verhaal. Niets belangwekkends, gewoon wat in mij opkomt, waar ik op later tijdstip naar terugkijk en mijzelf af zal vragen waarom ook alweer.
Om mijzelf dan te herinneren dat ik er nu eenmaal voor gekozen heb om iets met taal te willen doen, omdat ik ervan kan genieten. Omdat anderen blijkbaar de door mij vervaardigde teksten waarderen.
Wat ik dan weer kan waarderen, al is dat niet mijn doel.