Hoe ontstaat een verhaal? Veel schrijvers gebruiken alledaagse voorvallen om hun verhalen te starten. Zo ook ik. Gewoon simpele dingen. Ontmoetingen of gebeurtenissen die, eenmaal in aanraking gekomen met de fantasie, uitgroeien tot een verhaal. Deels pure verzinsels, deels autobiografisch. Uitvergrote angsten, gedachten die soms te herleiden zijn naar de auteur zelf. Zo ook in mijn eigen teksten. Ik gebruik alles wat voorhanden is. Mijn eigen ervaringen, mensen in mijn omgeving, mijn fantasie en alle andere inbreng die ik tot mijn beschikking heb worden door mijn brein gevormd tot proza of poëzie. En natuurlijk is het allemaal niet even goed of geweldig. Soms zitten er pareltjes tussen en soms prullenbakvulling. Ik vermoed dat dit zo is bij iedere schrijver. Ik lees er althans veel over in diverse boeken en artikelen in schrijversvakbladen zoals Schrijven Magazine.
Maar een verhaal is dus een samengesteld geheel. Je kunt dus niet zomaar alles op de auteur zelf betrekken. Ik heb in de afgelopen twee jaren aardig wat vragen gekregen naar aanleiding van mijn geschrijf. Of het goed ging met me als ik iets schreef wat nogal donker was, of ik een bepaald persoon in gedachten had bij een personage in een verhaal. En telkens moest ik mensen wijzen op het feit dat een verhaal of gedicht niet zonder meer autobiografisch is, niet op een bepaald persoon te betrekken is of gebaseerd is op waargebeurde feiten. Natuurlijk kun je een personage zien als een bestaand persoon. Maar ik gebruik nooit het beeld van een bestaand persoon in zijn geheel. Ik voeg er dingen aan toe, haal er eigenschappen van af. En natuurlijk wordt het gekleurd door mijn eigen gemoedstoestand. Als ik in een mineurstemming ben komt er weinig vrolijks uit mijn handen. Als ik kwaad ben is mijn werk wat agressiever van toon. Als ik in een verliefde bui ben wordt het allemaal wat roziger. En in mijn poëzie komt inderdaad meer mijn persoonlijkheid naar boven drijven.
In mijn proza is denk ik best wat terug te vinden van mij. Uiteraard. Niet enkel mijn gemoedstoestand op het moment van schrijven is er in terug te lezen. Ook zienswijzen zijn er uit te halen alhoewel daar wat voorzichtiger mee omgegaan moet worden. In mijn poëzie is het anders gesteld. Daar is veel meer terug te vinden van mijzelf. Nu is poëzie sowieso persoonlijker van aard. Het verraad namelijk mijn diepste zijn, mijn angsten en dromen. Meer nog dan mijn proza is dus mijn poëzie een blik op wie ik ben. Remco Campert schijnt ooit eens tegen een van zijn dochters gezegd te hebben dat als ze hem wilde leren kennen zij zijn werk moest lezen. Ik denk dat dat een waar woord is. Een dichter of schrijver kun je leren kennen door zijn of haar werk. Althans, als je een goed verstaander bent en de persoon in kwestie goed genoeg kent om fictie van werkelijkheid te kunnen scheiden. Ongetwijfeld blijft er dan nog een deel over waarvan je nooit helemaal zeker kunt zijn of dit nu bij de persoon hoort of puur uit de fantasie komt maar dat is denk ik altijd wel zo.
Ik durf zelfs te stellen dat je een dichter of schrijver zelfs beter kunt leren kennen dan de gemiddelde mens. Als je maar leest.