Als je zo naast me ligt, je lichaam tegen het mijne, huid tegen huid, verken ik de welvingen met mijn vingertoppen, het tipje van mijn tong.
Ik drink je zweet, je sap,
de nectar van leven
gevende opening.
Ik bereid de spenen voor
of misschien slechts spel.
Je ogen spreken passie,
tonen angst en verdriet,
zwijgen over spanning.
De oogharen als hekwerken
maar de spijlen zijn wijd genoeg,
ik zie wat je zeggen wil.
Je weigert mijn testament
van schoonheid, van liefde.
Spreekt slechts van lust
maar nestelt jezelf
behaaglijk tegen mijn borst,
slaat mijn armen om je heen.
Bescherming tegen
het kwade, het hardvochtige.
De naaktheid van het rauwe bestaan
mag jouw naaktheid niet raken,
niet zien,
niet ervaren zoals ik die ervaren mag.
Al is het slechts een moment
van onbewaakte zwakte
waarin je even jezelf mag zijn.
Foto door Ketut Subiyanto via Pexels