De wielen draaiden de kant op die hij met het stuur bepaalde, zuidwaarts, op zoek naar warmte en rust, ruimte en vrijheid. De stress achterlatend op de plaats waar zij thuishoorde, daar waar de dagelijkse wedloop plaatsvond. Een wedloop die hij weigerde uit te lopen want waar eindigt die race nu eenmaal. De Dood stond te wachten bij de finish, zover was hem duidelijk.
Hij koos ervoor de Dood op te wachten op een plaats die hij zelf had uitgekozen in plaats van naar hem toe te rennen in een tempo dat hij toch niet volhouden kon. Laat de Dood maar naar hem toekomen, de koffie met een koek staat klaar, evenals een gemakkelijke stoel. Ook Magere Hein heeft rust nodig, zo nu en dan. Even uitblazen, op verhaal komen. Een schouder om op uit te huilen of een luisterend oor zal ook de man met de zeis niet ontbreken in zijn huis. Hij ontzegde het anderen niet, dus waarom hem wel?
Zo nu en dan vroeg hij zich af hoe de Dood zijn werk toch deed zonder in te storten. Stoïcijns de overledenen halen of ze nu oud of jong zijn, man of vrouw, rijk of arm. In zijn plaats dat werk moeten doen zou hem langzaam gek maken of anders op zijn minst zodanig afstompen dat hij nergens meer om zou malen. Ook niet om het halen van die doden. Ergens had hij wel medelijden met zeismans.
Maar vooralsnog leefde hij. Genietend van dat wat het leven te bieden had. Al wist hij helemaal nog niet waar hij nu werkelijk van genoot. Hij ging het uitzoeken daar in het zuiden. Daar waar rust nog gekend werd. Ongetwijfeld leerde hij daar wat genieten was. Mañana, domani.. woorden die menig vakantieganger bekend in de oren zouden klinken en soms zelfs tot wanhoop deed drijven zouden zijn nieuwe mantra’s worden. Er was enkel vandaag en vandaag genoot hij van de reis naar morgen.
Hij kon zich zo voorstellen dat het idyllisch klonk, dat de werkelijkheid toch net even wat anders was maar ach, hij zou het morgen wel zien.