Hein stopte even met schoffelen in zijn stukje moestuin. Hij zag Karel, de beheerder van het volkstuinencomplex, aan komen lopen en wilde hem even aanschieten om te klagen over al die kinderen die hier de laatste tijd de boel vernielen.
‘Goedemorgen Karel. Mag ik je even spreken?’
‘Natuurlijk Hein. Zeg het eens.’
‘Wat denk je te gaan doen aan die kinderen die hier de laatste tijd alles overhoop gooien?’
‘Tja Hein. Dat is echt een lastige. De eigenaars hebben de volkstuinen opengegooid voor iedereen. Dus ook gezinnen met kinderen. En dankzij die verdomde crisis gaat iedereen aan de moestuin. Leuk voor de eigenaars en uiteraard de bezetting van de tuinen maar het brengt ook andere dingen.’
‘Dat hadden ze ook nooit moeten doen. Straks willen ze nog een speeltuin met draaimolen, schommels en een glijbaan.’
‘Nou.. misschien dat ze juist daardoor minder in de moestuinen rommelen Hein. Dat is eigenlijk niet eens zo’n gek idee wat je daar oppert. Ik zal het eens voorleggen aan de leden en de eigenaars.’
‘Ja, maar dat..’
Karel is intussen verder gelopen.
‘Dat bedoelde ik niet. Ik wil hier geen speeltuin. Ik wil hier niet eens kinderen!’ Roept Hein hem nog na.
Is het nou zo moeilijk te begrijpen? Hier zijn alleen maar oudere mensen die rustig op hun oude dag bezig willen zijn. Dan moet je toch geen kinderen toelaten? Hein krabde eens op zijn hoofd en gaat in gedachten verzonken verder met het schoffelen. Hij zou het er wel eens met de andere leden over hebben. Dat er geen kinderen hier mogen komen. Hij gaat in zijn gedachten eens over de leden die hem hierbij zouden kunnen steunen. Peter zal vast en zeker aan zijn zijde staan. Marietje, nee Marietje niet, die is wel gek op kinderen. Toon, die moet ik hebben. Sjaan zal ook wel klagen. Daar hadden ze vorige keer alles op een hoop gegooid. Ze was woedend toen. Al haar net ingezaaide groente kon ze wel vergeten. Tinus is zeker op zijn hand. Die zit iedere vrijdagmiddag in het café te schelden op dat gedoe. Ja.. hij had zo al wel een rijtje die hem waarschijnlijk zullen steunen. De rest zou dan vast wel volgen.
‘Goedemiddag meneer.’ hoort Hein. Hij kijkt op van zijn werkzaamheden en ziet een jonge vrouw staan. Aan iedere kant van haar staat een blaag.
‘Wat kan ik voor u doen mevrouwtje?’
‘Ik hoorde u zojuist tegen de beheerder klagen over de kinderen op dit complex. Mag ik u vragen waarom u daar zoveel problemen mee heeft? Afgezien van de baldadigheid die natuurlijk niet goed is te praten doen ze u toch verder niets?’
Oh jee.. hier gaan we. Zo’n dom wicht komt mij wel eens vertellen dat de kinderen ook rechten hebben. Pff…
‘Nou mevrouwtje, daar zal ik u eens goed over vertellen.’
‘Hein, niet hier okay.’ Hoort hij Karel zeggen die aan was komen lopen. ‘Op de ledenvergadering volgende week mag je je zegje doen. En mevrouw, u kunt dit beter even laten rusten. Als u nu hier over in discussie gaat kan het misschien verkeerd gaan en dat willen we niet. We willen hier vreedzaam en in alle rust kunnen tuinieren.’
‘Juist! Dat is het probleem Karel! We hebben geen rust met die koters hier. Ze maken herrie, rommel, zijn brutaal en geven een grote mond terug als je ze wegstuurt van je stukje grond.’
‘Hein. Op de ledenvergadering alsjeblieft!’
Karel neemt de jonge vrouw en haar kinderen met zich mee in de richting van de keet die als kantine dienst doet. Hein achterlatend met zijn inmiddels hoog oplopende verontwaardiging over het feit dat hij niet kan vertellen wat hem dwars zit.
Op dat moment ziet Hein oude Klaas aan komen wandelen. Klaas was een vreemde. Hij kende hem niet zo goed. Hij wist ook niet aan welke kant hij zou staan. Hij was nogal op zichzelf. Misschien toch eens polsen.
‘Ken je het verhaal van de oude heremiet op de bergtop Hein?’ Vraagt Klaas hem, nog voor hij hem kon begroeten.
‘Euh.. Nee?’ Reageert Hein verbaast. Knoopt Klaas nu een gesprek aan met hem?
Klaas begon te vertellen.
‘Lang geleden in de Zwitserse Alpen leefde een heremiet op een bergtop. Hij woonde daar al zolang de inwoners van het dorp beneden hem zich konden herinneren. Eerst ontweek men hem maar nadat één van hen eens op bezoek was geweest uit naastenliefde en verhaalde over wat de heremiet hem aan adviezen had gegeven gingen de meeste bewoners toch met enige regelmaat op bezoek.
Zo ook Hilda. Hilda was een jonge weduwe. Ze had vier kinderen en had nogal moeite met het in het gareel houden van de kroost. Het viel ook niet mee. Werken als wasvrouw en huishoudster om het hoofd boven water te houden en dan ook nog het eigen huishouden en de vier kinderen in haar eentje opvoeden. Dat was bijna niet te doen. Ze klaagde bij de heremiet over het feit dat de kinderen zo lastig waren en brutaal en overal kattenkwaad uithaalden. De andere bewoners van het dorp spraken er schande van en joegen de kinderen weg zodra ze in het zicht kwamen. En dat deed haar verdriet en pijn. De kinderen konden er toch ook niet zoveel aan doen? En zij had het al zo zwaar.
De heremiet hoorde het verhaal zo eens aan. Nadat ze klaar was vroeg de heremiet haar morgen terug te komen. Samen met een bewoner en een bestuurder van het dorp. Ze was hierdoor een beetje van haar stuk gebracht. Ze had gehoopt op advies. Op hulp. Maar omdat iedereen zei dat deze man ontzettend wijs was zou ze het vragen.
De andere dag kwamen de vrouw, een buurvrouw en één van de dorpsoudsten bij de heremiet aan. Hij vertelde zijn toehoorders het volgende:
“Een lange tijd geleden was er een kleine maar o zo hechte gemeenschap in deze bergen. Iedereen zorgde voor elkaar. Iedereen steunde de ander in zware tijden. Niet met woorden maar met daden. Was er iemand ziek, dan hielp de gemeenschap met het verzorgen van de zieke, de kinderen, het huishouden en noem maar op. Iedereen hielp de kinderen groeien en daardoor ontstond er al snel een florerende gemeenschap waar kinderen het goed hadden. Ze kregen onderricht, werden door iedereen beschermd en geholpen en het dorpje werd geroemd om de jongeren die er vandaan kwamen. Ze waren wijs en sterk alsof ze jaren ouder waren. Dit was het resultaat van samenwerken. Niemand werd achtergesteld. De adel kwam naar het dorp en vroegen om hun jongeren te laten komen werken in hun huishouding. Geleerden zochten leerlingen uit hun midden. Het dorp floreerde.
Op een dag kwam er iemand wonen in dat dorpje die er niet vandaan kwam. De vrouw bemoeide zich overal mee maar hielp nergens. Ze vond dat onzin. Mensen moesten zichzelf maar helpen was haar houding. Kinderen waren de verantwoordelijkheid van de ouders. Niet van de buurt. Langzaam maar zeker begonnen ook anderen deze houding over te nemen. Het duurde niet lang of niemand hielp elkaar meer om de jeugd sterk en wijs te laten worden.
Enige tijd later kwam een man het dorp in rijden. Hij was duidelijk in goede doen. Het paard was goed verzorgd en gevoed. Zijn kleding was van mooie en fijne kwaliteit. Een man van adel. Dat zag je zo. Hij vroeg aan de eerste de beste jongeling die hij tegen kwam waar hij de dorpsoudsten kon vinden. De jongeling haalde zijn schouders op. ‘Geen idee’ zei hij hem. ‘En boeit me ook niet.’ En liep door. Ook een tweede en derde jongeling lieten hem staan. Was dit nu het zo geroemde dorp met jongelingen die sterk, behulpzaam en wijs zijn? Dacht de edele.
Het duurde niet lang daarna of hij vond de dorpsoudsten. Ze waren in een heftige discussie over het zoveelste geval van kattenkwaad. Toen ze de vreemdeling opmerkten vroegen ze hem wat hij kwam doen. Ook nu weer was de toon niet erg gastvrij noch vriendelijk. De man keek hen eens aan en sprak toen: “Ik kwam hierheen, na zoveel goede woorden van anderen, om mijn huishoudelijke staf te laten bestaan uit louter mensen van hier. Wijze en sterke mannen en vrouwen. Vriendelijk en goedgezind. Ik moet helaas concluderen dat ik in het verkeerde dorp ben aanbeland. Ik tref hier enkel mensen die noch behulpzaam noch vriendelijk noch sterk noch wijs zijn. Helaas zal ik verder moeten reizen om de tien goede mannen en vrouwen te vinden die mijn staf zouden kunnen zijn.” En met die woorden reed de man weer heen.
De oudsten waren een moment stil. De oudste van hen sprak uiteindelijk. “Hij heeft gelijk. Ons dorp is kwijt wat ons zo uniek maakte. Wij hebben onze kinderen in de steek gelaten. We zijn afgedwaald van dat wat ons voorspoed bracht. Wij hebben gefaald als gemeenschap.” De anderen konden alleen maar beamen dat deze woorden juist waren. In plaats van de kinderen met zijn allen te beschermen, te onderwijzen en een goed voorbeeld te zijn waren ze door het op zichzelf gericht zijn vergeten wat hun dorp zo’n voorspoed bracht.”
Het gezelschap uit het dorp keek elkaar aan. Er was begrip in hun ogen te zien. Toen ze de berg afdaalden waren ze druk in discussie over hoe ze gezamenlijk het dorp konden verbeteren zodat eenieder elkaar zou helpen. Zodat de weduwe en anderen in het dorp zich gesteund zouden voelen maar dat ook de kinderen er baat bij zouden kunnen hebben. Een paar maanden later kwam de vrouw weer langs bij de heremiet. Ze had bloemen bij zich en een mandje met fruit en brood en vertelde hem dat het zoveel beter ging nu. Het dorp hielp met het opvangen van de kinderen en die waren een stuk rustiger en vriendelijker. De oudste had zelfs een positie weten te krijgen als leerling bij de schoenmaker. En dat allemaal dankzij het samenwerken.’
‘Mooi verhaal Klaas. Maar wat wil je hiermee nu duidelijk maken?’
‘Hein. Als wij de kinderen hier niet helpen met hoe het wel zou kunnen. Als wij de jongeren niet ondersteunen. Waar gaat deze volkstuin dan heen? Hoe gaat het dan door? De kinderen die hier lopen hebben geen kwaad in de zin. Zij zijn de toekomst. Help ze die te scheppen in vriendelijkheid door ze gastvrij te ontvangen. Ze worden sterk als ze ons kunnen helpen en ze kunnen profiteren van alle goede dingen die wij, oudjes, hen te bieden hebben. Zoals het dorp in het verhaal. Zo kunnen ook de kinderen die hier komen, wijs, sterk, vriendelijk en behulpzaam worden. Op een dag zul jij er profijt van hebben als je lichaam niet meer wil. Wij zijn een gemeenschap. Die kinderen betekenen ons voortbestaan.’
En met die woorden liet Klaas Hein staan en liep verder. Hein keek de oude man na, schudde zijn hoofd en schoffelt maar verder. Dat moest tenslotte ook gebeuren. Intussen gingen zijn gedachten over het verhaal van Klaas en diens woorden erna. Verdorie. Nu twijfelde hij over zijn houding. Waarom moest Klaas dat nou weer verpesten. Hein stopte weer. Hij keek eens in de richting van de kantine. Naast die oude versleten keet lag een braak stukje land. Niemand kon er wat mee. Er was iets met die grond waardoor er geen enkel gewas goed wilde gedijen. Het was niet eens zo groot maar misschien groot genoeg om er een klein speeltuintje te maken. He bah.. nu denkt hij zelf ook al over die speeltuin. Hij ging weer verder, in zichzelf mopperend en tegensputterend maar eigenlijk wist hij al wat hij zou gaan doen.
Nadat hij klaar was met schoffelen en zijn tuingereedschap in zijn kleine keet had opgeborgen pakte hij een stuk papier en een pen uit een rugzak. Hij ging zitten op een krukje en begon te schetsen. Iets wat hij altijd al had gedaan en leuk had gevonden maar sinds zijn vrouw was overleden te weinig meer deed. Al snel stond er een klein speeltuintje op papier. Hij keek er naar en toen naar het veldje. Ja.. het zou best eens kunnen werken. De kantine beheerder zou toezicht kunnen houden want er was een raam met uitzicht op dat veldje. Maar goed.. waar haal je speeltoestellen vandaan? En welke regels zijn er voor dit soort dingen? Misschien weet Tinus hier wel wat van. Die is wethouder geweest en heeft in de gemeenteraad gezeten. Sjaan zou misschien aan haar zoon kunnen vragen om het wat zwaardere werk te doen zodat de toestellen stevig zouden staan. Peter kon wel helpen om dat veldje verder aan te kleden. Die had in zijn loods een eind verderop aan de weg zoveel rotzooi. En Marietje zou het vast fijn vinden om de kinderen af en toe eens bezig te houden.
Hij zou het thuis eens uitwerken. Dan kon hij een plan voorleggen op de ledenvergadering. Hij moest lachen om het beeld wat in zijn hoofd verscheen. Wat zou Karel op zijn neus kijken als hij hoorde wat hij te zeggen had. Dit verwacht hij nooit.
Dit korte verhaal is tot stand gekomen als gevolg van een uitdaging door een vriendin (dank Famke). Ik moest een kort verhaal, gedicht of blogpost schrijven waarin de woorden moestuin, bergtop en speeltuin voor zouden komen. Ik ben benieuwd naar de volgende uitdaging ;-).